Vertigo

Een duizelingwekkende dosis cinema

Vertigo

25.07.2018

Recensie The Man Who Killed Don Quixote

door Chris Craps

Geen enkele regisseur heeft zoveel rampspoed gekend als ex-Monty Python Terry Gilliam (77). Meer dan de helft van zijn oeuvre kostte hem bloed, zweed en tranen. Maar meer hindernissen dan voor The Man Who Killed Don Quixote heeft de cineast nog nooit moeten nemen. Hij had maar liefst 30 jaar nodig om de film te maken. De hamvraag is: was het alle ellende waard?

Gilliam is waarschijnlijk een masochist. Of toch iemand die problemen aantrekt. Hij is immers zo gedreven om een film te maken dat hij in zee gaat met incompetente of bemoeizuchtige producenten – zie onder meer The Adventures of Baron Munchausen (1988) en The Brothers Grimm (2005).  Soms wordt hij ook achtervolgd door rampen waar hij totaal geen vat op heeft. Zoals het overlijden van zijn hoofdacteur Heath Ledger tijdens het draaien van The Imaginarium of Doctor Parnassus (2009). Wat echter voor al zijn probleemfilms geldt, is dat Gilliam steevast eindigt met een derivaat van wat hij oorspronkelijk in zijn hoofd had. En dat is nu opnieuw het geval.

In die 30 jaar dat Gilliam zijn versie van de literatuurklassieker boetseerde, is het meer het verhaal geworden van een cineast die in het reine met zichzelf probeert te komen dan van een ridicule ridder. Gilliam en zijn scenarist Tony Grisoni laten het hoofdpersonage Toby (een uitstekende Adam Driver die voor een arrogante variant op Marcello Mastroianni in Otto e mezzo gaat) wegvluchten van zijn set in Spanje om te ontsnappen aan zijn producenten en de politie.

Het is pas wanneer Toby botst op de acteur (Jonathan Pryce, zoals steeds geweldig) die 10 jaar eerder in zijn studentenfilm Don Quichot vertolkte dat hij daadwerkelijk kan ontsnappen aan de realiteit. De oude man, die denkt dat hij echt Quichot is, ziet Toby als zijn Sancho Panza en sleurt hem mee in een avontuur waarin de grens tussen fictie en realiteit helemaal vervaagt.

Het pleit voor Gilliam dat hij het werk van Cervantes nooit op een conventionele manier wilde verfilmen. Het eindresultaat is echter een bizar beestje geworden. Op zijn best is The Man Who Killed Don Quixote een maffe, satirische, hilarische en heel persoonlijke metafilm die Gilliam bevestigt als de laatste Don Quichot der filmmakers. Maar bij momenten, vooral naar het einde toe, verliest de maker van The Fisher King de teugels en krijgt chaos en incoherentie de bovenhand. In die mate zelfs dat je uit de film wordt geslingerd.

Maar een Gilliam-film is te nemen of te laten. Oude Terry heeft nooit veel rekening gehouden met de smaak en het geduld van zijn toeschouwers. The Man Who Killed Don Quixote is een film die je moet savoureren zoals je dat doet met de mindere films van Sam Fuller, John Cassavetes en Alejandro Jodorowsky, net zoals Gilliam rasauteurs die in hun kunst even eigenzinnig en vervelend als origineel en briljant konden zijn.

Slotbedenking: Ondanks alle mankementen blijft Gilliams film de enige Cervantes-verfilming die de moeite waard is. Toch iets wat ze Terry niet meer kunnen afpakken.

>>Klap

De langverwachte Don Quichot-film van Terry Gilliam is een heel persoonlijke Otto e mezzo-achtige trip, die zwalpt tussen satire, metafilm en absurde komedie. Jonathan Pryce en Adam Driver vertolken respectievelijk een acteur die denkt dat hij Quichot is en een arrogante regisseur die in de rol van Sancho Panza wordt geduwd.

Regie Terry Gilliam
Cast Adam Driver, Jonathan Pryce, Olga Kurylenko
Speelduur 2u12
Vanaf 25 juli in de bioscoop