05.04.2017
Recensie Gold
Drama’s en satires over hebzuchtige bankiers, bedrijfsleiders en tycoons zijn niet de meest commerciële films uit de geschiedenis. Het floppen van Citizen Kane van Orson Welles en Rollover van Alan J. Pakula schrikten Amerikaanse producenten flink af om zich te associëren met wat je het Wall Street-genre zou kunnen noemen. Maar Wall Street (1989) van Oliver Stone en vooral The Wolf of Wall Street van Martin Scorsese bewezen dat er wel degelijk een publiek voor bestaat en ook dat er veel poen mee te verdienen valt.
Bovendien is hebzucht momenteel een van de belangrijkste topics in de vrije nieuwsgaring. Het ene fraudeschandaal na het andere volgt zich immers op. En die krijgen nu één voor één een filmversie. Zo zijn er intussen al twee televisieproducties op de markt rond Bernie Madoff (één met Richard Dreyfuss en één met Robert De Niro). J.C. Chandor pakte in Margin Call Lehman Brothers aan en Adam McKay bekeek in The Big Short de kredietcrisis vanuit het standpunt van de slimsten van de Wall Street-klas. De nieuwste aanwinst in het genre is deze dramatische satire rond de Canadese zakenman David Walsh, de CEO van het mijnbedrijf Bre-X, en zijn partner, geoloog Michael De Guzman, die een spectaculaire luchtbel op de goudmarkt creëerden.
Walsh heet in Gold van Stephen Gaghan (Syriana) Kenny Wells (Matthew McConaughey) en hij wordt uitgebeeld als een moderne goudzoeker die op middelbare leeftijd nog altijd droomt van zijn eerste mother lode. Tot hij in Indonesië Michael Acosta (Edgar Ramirez in de De Guzman-rol) ontmoet. De gedrevenheid om te slagen schept een intense band tussen de twee. Zodanig dat ze elkaars goudkoorts blijven voeden op de meest wanhopige momenten. Wanneer ze helemaal in zak en as dan toch een goudader aanboren, lijkt dat een geschenk uit de hemel. Maar van bij het begin van de film weet je dat hun droom slechts een kortstondige is, want Gaghan plaatste bookends rond het verhaal waarin een gedeprimeerde Wells zijn levensverhaal doet aan een mysterieuze biechtvader (Toby Kebbell).
In tegenstelling tot The Wolf of Wall Street werd dit voormalig project van Michael Mann én Paul Haggis eerder lauw ontvangen in de VS. Het was een wedstrijd die Gaghan niet kon winnen. Probeer maar eens om na die Scorsese-film iets origineels te vertellen over mensen die nooit genoeg hebben of om een satire te scheppen die minstens zo hilarisch als filmisch is. Je voelt wel dat Gaghan geen echte satire voor ogen had. Wegblijven van Wolf, moet hij gedacht hebben.
Toch zitten er een paar scènes in de film die behoorlijk maf zijn. Zo moet Kenny koste wat het kost een deal sluiten met de corrupte zoon van president Suharto om in de Indonesische jungle boringen te mogen uitvoeren. Maar Suharto junior maakt er een pervers spelletje van. Als Kenny in een tijgerkooi oog in oog met de menseneter durft te staan, heeft hij zijn deal. Maar dat soort scènes zijn dus in aantal beperkt en minder geestig dan in de Scorsese-film.
Gaghan verdient hoe dan ook lof over de manier waarop hij de feiten transformeerde in een moderne versie van de koning Midas-mythe. Zoals Midas schippert Wells tussen rede en emotionele roes, begint hij zich te gedragen als een ezel en wordt hij uiteindelijk gedwongen om ezelsoren op te zetten. Zijn partner fungeert daarbij tegelijkertijd als Dionysos (de god die Midas de kracht geeft om alles in goud te veranderen) en als Pan (de god van wie Midas vond dat hij beter kon fluiten dan Apollo).
Minstens zo straf als Gaghans intelligente benadering is de vertolking van McConaughey. Zoals in Dallas Buyers Club onderging de acteur een hele metamorfose, deze keer in de richting van Raging Bull. McConaughey dronk en at zich een immense bierpens, schoor zich half kaal, droeg een gebit met rotte tanden, is constant omringd door sigarettenrook en lijkt de hele film lang hevig te transpireren. Hengelde McConaughey naar een nieuwe Oscarnominatie? Ik denk het niet. De acteur heeft sinds hij zich afkeerde van plat commerciële projecten en zijn imago ondergroef met Killer Joe een pak risico’s genomen die desastreuze gevolgen hadden kunnen hebben. Maar ze leverden hem juist meer prestige en zelfs een Oscar op. Gold past helemaal binnen zijn ambitie om als acteur ernstig genomen te worden.
We mogen de durf van zowel McConaughey en Gaghan om een Kenny Wells als protagonist op te voeren niet geringschatten. In tegenstelling tot de immer genietende ‘Wolf of Wall Street’ Jordan Belfort is Kenny een hopeloos destructieve goudjunkie. Het lijkt wel of hij zich zo snel mogelijk een hersenbloeding of hartaanval wil zuipen en roken. Alle nevenpersonages in de film beseffen dat hij een eeuwige loser is, maar niemand maakt een opmerking. De enige die echt medelijden met hem heeft, is zijn partner Acosta. Maar zijn manier om Kenny uit zijn lijden te verlossen kan je vergelijken met het geven van een overdosis aan een heroïneverslaafde.
Kenny moet zowat de meest pathetische antiheld uit het Wall Street-genre zijn. Probeer je maar eens met zo iemand te identificeren. Gaghan en zijn scenaristen dachten dit probleem op te lossen door van Kenny’s vrouw Kay (Bryce Dallas Howard) het geweten van de film te maken. Maar ook zij is een onorthodox personage. Ze heeft hart van goud, maar is tegelijkertijd behept met een fenomenaal slechte smaak. Niet moeilijk dat ze voor de kettingrokende Kenny met zijn bierton gekozen heeft. En ze houdt duidelijk van hem. Wanneer hij met zijn hoofd in de wolken begint te lopen, wil zij de terugkeer van die goeie, oude, pathetische Kenny. Kay is zoals Julia Roberts in Pretty Woman, maar dan met de smaak van Pacino’s Scarface.
Slotsom: wie de onderbuikversie van The Wolf of Wall Street wil zien, weet waarheen.
>>Klap
Matthew McConaughey levert een Raging Bull-achtige vertolking af in deze anti-Wolf of Wall Street van Stephen Gaghan over een destructieve goudjunkie en moderne Koning Midas op zoek naar verlossing.
Regie Stephen Gaghan
Cast Matthew McConaughey, Edgar Ramirez, Bryce Dallas Howard
Speelduur 2u01
Vanaf 5 april in de bioscoop