30.09.2015
“Ik kan ook heel kwaad worden, hoor”
Wie Matthias Schoenaerts vol overgave wil zien acteren, moet zich naar de bioscoop reppen om hem aan het werk te zien in de Franse psychologische thriller Maryland van Alice Winocour. De Antwerpse topacteur heeft namelijk enkele persoonlijke grenzen verlegd voor zijn recentste filmrol. “Ik ben ver gegaan omdat het personage dat vereiste”.
Acteurs die ver gaan om een bepaald personage vorm te geven, zijn geen nieuw fenomeen. Robert De Niro goochelde met zijn lichaamsgewicht voor Taxi Driver en Raging Bull, en ook Christian Bale flirtte met magerzucht voor The Machinist en The Fighter. Matthias Schoenaerts ging de heren voor Maryland gezwind achterna door dagelijks maar twee à drie uur te slapen. Het doel: de psyche van zijn personage Vincent benaderen, een ex-soldaat die lijdt aan het posttraumatisch stresssyndroom en het gezin van een Libanese zakenman moet beschermen. Gevolg: uitputting, een benevelde geestesgesteldheid en uiteindelijk twee daagjes op intensieve zorgen. Niet de gezondste aanpak om jezelf klaar te stomen voor filmopnames, maar het resulteerde alvast in een ijzersterke acteerprestatie.
Er wordt in de media nogal hevig gefocust op je intense voorbereiding. Terecht?
Matthias Schoenaerts: “Tja, dat is allemaal wat uit zijn voegen gebarsten. Ik wil daar dan ook niet teveel op ingaan. Ja, ik ben ver gegaan omdat het personage dat vereiste. Maar er wordt een te groot verhaal van gemaakt. Ik heb al spijt dat ik het verteld heb. Het belangrijkste is wat op het witte doek te zien is en niet wat ik voor een bepaalde film heb gedaan. Het klopt wat er gezegd wordt in de media, maar het leidt te veel af van Maryland.”
Je liet heel wat slaap en belandde zelfs even in het ziekenhuis. Viel je aanpak dan niet op bij de regisseuse en je collega-acteurs?
Schoenaerts: “Ik sprak er niet echt over op de set, maar het viel hen wel op dat ik me raar gedroeg. (lacht) Het grappige is dat ik dat op het moment zelf niet echt besefte. Je hebt een bepaald gevoel en je aanvaard dat. Pas na de draaiperiode werd ik geconfronteerd met hoe ik eraan toe was.”
Je hoort vaak al eens verhalen over acteurs die zich kunnen verliezen in een rol – denk aan Heath Ledger als The Joker, is dat iets dat echt kan gebeuren of is dat vooral een mythe?
Schoenaerts: “Verliezen is een groot woord. Ik vergeet nooit dat ik op een set sta, een film draai en een personage speel. Je kan inderdaad zo fel opgaan in een rol dat je erdoor wordt beheerst. Maar ik vind dat net een mooi aspect van het vak. Opgaan in een rol heeft vooral te maken met je empathisch vermogen en je verbeelding, zodat je iemand kan incarneren die in het echte leven zeer ver van je staat. Als je kiest om iemand met een geestesstoornis te spelen, wat het posttraumatisch stresssyndroom (PTSS) is, moet je daar met liefde aan werken en er alles voor uit de kast halen. Meer is dat niet.”
Heb je het personage volledig uit jezelf opgebouwd of kreeg je ook veel advies van anderen?
Schoenaerts: “Ik heb enkele gesprekken gehad met Alice en ik heb ook gesproken met jongeren die jarenlang in Afghanistan hebben gezeten. Ik vond dat heel frappant om die realiteit onder ogen te komen. We leven in een wereld met veel gewapende conflicten en oorlogen waarbij heel wat burgerslachtoffers vallen, maar die soldaten komen ook gehavend terug van het front. 60 tot 70 procent van die jongens lijden aan een vorm van posttraumatische stress. Ik heb iemand ontmoet die acht jaar als ontmijner dienst heeft gedaan. Acht jaar! Kan je je inbeelden hoe stressbestendig je dan moet zijn? Het straffe is: in oorlogsgebieden functioneren die mannen perfect, maar eens ze terugkomen, slaat hun zenuwstelsel vaak tilt.”
Als je dan zo iemand vertolkt, wil je dan ergens die PTSS-patiënten eer aandoen via het personage en de film?
Schoenaerts: “Niet specifiek eren, maar je wil wel hun zaak verdedigen en de kijker van iets bewust maken. Het is een heel actuele thematiek, wat grotendeels mijn enthousiasme bepaalt wanneer ik voor een rol kies. Wat me ook intrigeerde was hoe de film zich niet voordeed als een analyse van het syndroom. Alice zit gewoon heel dicht op de huid van Vincent om op een zintuigelijke manier te tonen waarmee hij worstelt. Dat giet ze dan uiteindelijk in een genrestructuur met een psychologische actiethriller als eindresultaat.”
De film kent een overduidelijke broeierige sfeer. Was die ook te voelen op de set?
Schoenaerts: “Natuurlijk. We hebben zes weken in een huis gezeten met vijftig man. Dat in combinatie met de scènes die we draaiden, maakte dat de sfeer al eens heftig werd. Maar ik probeer dat te doorbreken door onnozel te doen op de set. Ik doe dat vooral voor mezelf. Dat helpt om wat zuurstof in je werk te pompen. Anders loop je het gevaar dat je jezelf afsluit, wat je creatieve drive niet ten goede komt. Hoe duister de film die je maakt ook is, het plezierige van de ervaring mag je nooit uit het oog verliezen.”
Maryland is nog maar de tweede langspeler van Alice Winocour. Hoe zou je haar omschrijven als regisseuse?
Schoenaerts: “Ze is heel begeesterd en iemand die heel veel van cinema houdt. Ik vond het leuk om met haar te werken, omdat ze niet rond de pot draait of tijd verliest aan flauw intellectualisme. Ik ben het vaak oneens geweest met haar, maar we hebben elkaar nooit in de steek gelaten. We bleven altijd wel naar elkaar luisteren. De ene keer probeerden we mijn visie, de andere keer die van haar. Uiteindelijk valt alles toch op zijn plaats tijdens de montage.”
Kon je jezelf op een bepaalde manier herkennen in Vincent?
Schoenaerts: “Helemaal niet en dat is ook wat ik interessant vind. Ik ken niets van oorlog. Dat is een realiteit waar ik niet mee bekend ben. Ik kan enkel maar proberen om zo dicht mogelijk de gevoelswereld van Vincent te benaderen. Al kan ik af en toe ook wel heel kwaad worden, hoor. (lacht)”
Het tweede deel van dit interview publiceren we morgen!