25.09.2015
“Ik dacht vroeger dat ik anderen kon helpen als fotograaf”
Het laatste wat je van Anton Corbijn zou verwachten, is een film over James Dean, want het icoon heeft nooit veel indruk op hem gemaakt. Zijn vierde film Life handelt dan ook niet echt over de ster uit East of Eden, Rebel without a Cause en Giant. Wel over de relatie tussen fotograaf Dennis Stock en de acteur, wat leidde tot de wereldberoemde foto op Times Square.
De Nederlandse fotograaf Anton Corbijn, die zich sinds enkele jaren heeft heruitgevonden als filmregisseur (Control, The American, A Most Wanted Man), stond niet meteen te springen om een film rond James Dean te maken en het werk van Dennis Stock kende hij slechts oppervlakkig. Wie of wat heeft Corbijn dan over de streep getrokken? “Iedereen kent natuurlijk die ene foto van Dean in de regen op Times Square en ik wist wel wie Stock was, maar zijn werk was me niet zo heel bekend. Toen ik alle andere Dean-foto’s zag en die linkte met Stock, begon het Dean-aspect van het verhaal me meer te boeien. En uiteindelijk wist ik het: ik wilde een film maken over een fotograaf en zijn onderwerp, één die in de publieke belangstelling staat. Dat die man uitgerekend James Dean is, was voor mij een bonus.”
Corbijn wilde echter vermijden dat Life een collage werd van al de Stock-foto’s. “Ik heb heel veel materiaal bekeken, maar ik wilde zeker niet alle foto’s in de film verwerken. Belangrijker was het samenzijn van die twee gozers, en hoe ze elkaar beïnvloeden. Onderweg toon ik dan hoe die foto’s mogelijk gecreëerd werden. Het beeld op Times Square moesten we uiteraard hebben, maar dat was wel de moeilijkste om te herscheppen. Maar verder hebben we gewoon gekeken naar wat we echt nodig hadden. Wat ik zeker niet in de film wilde was die foto van Dean in een doodskist. Ik vond dat hij te veel zou verwijzen naar de dood van Dean. Het publiek weet immers al zoveel over het leven van de acteur. Om die reden wordt er in de film ook niet verwezen naar het auto-ongeval van de method actor.”
De helpende fotograaf
In het subtiel psychologisch duel tussen Stock en Dean vraag je je af wie nu wie beïnvloedt. En ook wie nu de grootste bijdrage levert aan de foto als artistiek werk. Is het de fotograaf of de persoon die hij fotografeert? “Dat is een van die onderliggende lagen die mij enorm interesseren: de balans tussen de fotograaf en zijn onderwerp. Toen ik jong was, snapte ik die balans niet erg goed. Herinner je die telefoonconversatie tussen Stock en Dean? Dean zegt: ‘I want to help you’ en Stock zegt dan: ‘No, I am helping you, man’. Zo zag ik het vroeger ook, dat ik die andere persoon hielp. Maar meestal is het zo dat iemand die in de belangstelling staat de fotograaf meer helpt dan andersom (lacht).”
Het was niet de ambitie van Corbijn om autobiografische elementen in Life te pompen. Hij wil de kijker vooral dingen tonen die hij zelf maar al te goed begrijpt. “Ik weet nog dat de producers van de film heel euforisch waren toen we de Times Square-scène opnamen. Yes, de fotograaf voelt het eureka -moment, zeiden ze. Onzin. Die foto heeft aan kracht gewonnen omdat Dean overleed. Dat kon Stock niet weten. Als fotograaf voel je geen euforie op zo’n moment. Pas later leer je hoe een foto groeit en wat die met jou doet. Ik heb die scène dan ook heel bewust onderkoeld gebracht.”
Ondanks het onderwerp wilde Corbijn vreemd genoeg verder weg van zijn fotografische vingerafdrukken. Of toch niet? “Life gelijkt het minste van al mijn vier films op mijn fotografisch werk. Een bewuste keuze. Ik had voor deze film voor een andere cameraman gekozen, Charlotte Bruus Christensen, met wie ik nooit eerder had samengewerkt. Ik had haar werk voor Thomas Vinterberg gezien, en dan vooral haar camerawerk voor Jagten vond ik heel goed. Door Charlotte kon ik nog meer mijn veiligheidsnet loskoppelen, wat ik al geprobeerd had bij A Most Manted Man. En hier is dat zeker gelukt. Want Life kreeg door de kleurenfotografie van Charlotte een warmte die mijn andere films niet hebben. Overigens was het oorspronkelijke idee om de film in zwart-wit te draaien, maar later hebben we beslist om dat toch niet te doen. Want anders lijken de foto’s van Stock dan toch niet zo’n geweldige prestatie. In kleur voel je veel beter dat Stock zijn kunst in zwart-wit uitdrukt.”
Een intimiderende rol
Toen bekend werd dat Robert Pattinson in een zogezegde James Dean-biopic ging spelen, dacht iedereen dat hij het icoon zou vertolken. “Maar dat ging niet door. Dat zou te evident zijn. Zo werkt goeie casting niet. Dane DeHaan heeft al in vrij veel films geacteerd, maar mensen kennen hem niet zo goed, omdat hij juist zoveel uiteenlopende rollen incarneerde. Ik had een acteur nodig die ons kan doen geloven dat we naar Dean kijken. Je kan er een tot op zekere hoogte fysiek transformeren, wat we ook hebben gedaan, maar daarna moet de acteur de toeschouwer een stadium verder nemen. En Dane kon dat volgens mij. Ik had niet onmiddellijk een alternatief indien hij neen had gezegd (lacht). Dane wilde me eigenlijk eerst niet ontmoeten. Maar goed, hij heeft het toch gedaan. Dean was een van zijn favoriete acteurs en hij wilde niet meteen in zijn schoenen gaan staan.”