30.03.2014
Kattenpraat
Met Pim & Pom: het grote avontuur veroveren de bekende kattenvriendjes van Jip en Janneke-tekenares Fiep Westendorp eindelijk het witte doek. Reden genoeg om even bij te babbelen met Gioia Smid, regisseuse en bezielster van Fieps kleurrijke creaties. “Iedereen heeft een kind in zichzelf.”
Pim & Pom: het grote avontuur was je eerste langspeelfilm. Hoe was die ervaring?
Gioia Smid: We hadden natuurlijk eerst een 52-delige animatiereeks gemaakt, al was die minimalistisch in aanpak. Telkens ik een afgewerkte aflevering bekeek, was ik nieuwsgierig hoe ze tot haar recht zou komen op een bioscoopscherm. Toen ik er voor het eerst eentje op groot scherm bekeek, bleek dat ook effectief te wérken. Na de 52 afleveringen zei ik: “Jongens, we gaan een film maken!” Eens ik die beslissing gemaakt had, ging de bal aan het rollen. Wie niet waagt, niet wint.
Was het evident dat u de film zou regisseren? Hebt u er nooit gedacht om de fakkel aan iemand anders door te geven?
Nee, daar heb ik geen seconde aan gedacht. We hebben wél enkele mensen ingehuurd om advies te geven, maar de regie uit handen geven was niet aan de orde. Voor veel van onze medewerkers was het de eerste langspeelfilm. Kijk, er is geen geanimeerde langspeelfilm meer gemaakt in Nederland sinds Als je begrijpt wat ik bedoel uit 1983. Nu heb je onze film en binnenkort Albert t Hooft & Paco Vinks Trippel Trappel. Maar een echte traditie in de Nederlandse animatie is er niet.
En hoe zit het momenteel dan met de Nederlandse animatiewereld?
De Nederlandse filmwereld wil heel graag en doet ook heel hard haar best. De belangrijkste bron van inkomsten is het Nederlands Filmfonds. En die hebben eindelijk ingezien dat animatie belangrijk is, waardoor ze er de afgelopen jaren veel meer aandacht aan besteden. Om subsidies te krijgen, hebben we ons wel flink moeten bewijzen. Gelukkig is het gelukt. (lacht)
Voor velen was het dus een vuurdoop. Ging het gemakkelijk om met de productie te starten?
Voor ik aan de film begon, heb ik ettelijke boeken gelezen over het maken van animatiefilms. Je denkt eerst: “Met animatie red ik me er wel uit, we tekenen ons er wel doorheen.” Je denkt dat je via de animatie nog veel aan het verhaal kan sturen, maar eigenlijk is dat een valkuil. In veel gevallen blijkt dat het niet lukt en dat we toch terug naar de schrijftafel moeten. Het feit dat het de zeventiende versie van het scenario is die verfilmd is, zegt genoeg. (lacht)
Wat speelt het meest door je hoofd tijdens het maken van de film: het doelpubliek of het eren van Fieps nalatenschap?
Leuk dat je dat vraagt. We hebben een making-of gemaakt, waarin de meesten vertellen dat ze het voor zichzelf deden en hun hart lieten spreken. Iedereen heeft een kind in zichzelf. Zelf heb ik natuurlijk zeer nauwkeurig op het werk van Fiep gelet. En ook de animatoren moesten bereid zijn om in de huid van Fiep te kruipen en haar strakke stijl te volgen. Dat vond ik belangrijk, omdat ik een film wou maken die toont wat haar nu zo’n geweldige tekenares maakte. We hielden rekening met hoe Fiep het gedaan zou hebben. Haar tekeningen zijn als bronmateriaal ijzersterk. Ik zie het als mijn taak om haar werk levend te houden. En daarvan is die film niets meer dan een logisch gevolg.
Hoe moeilijk is het om jezelf de leefwereld van kinderen eigen te maken?
Alle dingen die voor ons belangrijk zijn, spelen op een bepaald niveau ook voor hen mee: vriendschappen, gemeen zijn, er spijt van hebben, al dat soort dingen. Dat snappen kinderen allemaal heel goed. Het leuke zit ‘m in het aanspreken van je eigen innerlijke kind.
Is het een persoonlijk project voor u?
Ja, voor mij wel. Ik vond het voor Fiep heel belangrijk. Voor mij is het een hommage aan haar en ik vind dan ook dat je de film zo moet zien. Hans Van Der Voort, mijn echtgenoot, zei altijd dat ik de film moest beschouwen als een cadeau van Fiep aan mij. Hij is vorig jaar overleden en maakt dit alles niet meer mee. Dan denk ik: “Zo Hans, het is ons toch gelukt.”