28.10.2015
Son of Saul
Een film omschrijven als ‘Het leven zoals het is: Auschwitz’ klinkt als exploitatie van de laagste soort. Een preciezere benoeming kan ik echter niet verzinnen voor wat de Hongaarse regisseur László Nemes opvoert in zijn eerste langspeelfilm. Toch heeft Son of Saul hoegenaamd niets met exploitatie te maken. Integendeel, de film mijdt met zelden geziene vaardigheid en beheersing elk aspect van het verhaal dat beschuldigd zou kunnen worden van slechte smaak.
Met een onderwerp als Auschwitz is dat nochtans geen sinecure, temeer omdat Nemes zowat al de donkerste hoeken van die onwereldse hel opzoekt en daarbij elke vorm van sentiment weert. Als Steven Spielberg in Schindler’s List zijn best deed om zo elegant mogelijk de gevoelige snaar te bespelen, dan slaat Son of Saul een pad in dat daar loodrecht op staat.
De Saul uit de titel maakt deel uit van een Sonderkommando, Joodse mannen die door de nazi’s verplicht werden om actieve radartjes te spelen in de moordfabriek van het concentratiekamp. Ze begeleidden niets vermoedende (of argwanende) mensen naar de ‘douches’, ruimden achteraf de lijken op, gooiden die in de ovens en strooiden de as in de nabijgelegen rivier. In ruil werden ze beter gevoed en verzorgd dan de anderen, maar een mens kan zich niet voorstellen welke verscheurende gevoelens door hun lijf schoten. En na enkele maanden werden ze ook afgemaakt.
Een van de redenen waarom deze film stevig aan de ribben blijft kleven, is de onmenselijke routine waarin die leden van de Sonderkommandos gevangen zaten. Ze werden als het ware gedwongen om mee te stappen in de denkwijze van de nazi’s, voor wie de gevangenen niets meer waren dan vee. Dat de soldaten het over ‘stücke’ hadden in plaats van ‘lichamen’, zegt alles. Voor Saul wordt die routine doorgeprikt wanneer hij na een ‘Behandlung’ (een vergassingsbeurt) tussen de lijken een jongen aantreft die nog ademt. Om hem te redden is het te laat, maar Saul vertelt aan iedereen dat die jongen zijn zoon is. En hij gaat op zoek naar een manier om hem van de verbrandingsoven te redden en een laatste rustplaats te geven.
Toont Saul dat de menselijke geest zich niet zomaar laat temmen? Of is hij een verdwaasde ziel die wil bewijzen dat zijn leven ondanks alles toch waarde heeft? Dat antwoord laat Nemes over aan de kijker, maar het staat buiten kijf dat hij het publiek vakkundig bij de keel grijpt. En dat doet hij door de camera zo dicht mogelijk bij zijn hoofdpersonage te houden. Het gevolg is dat je veel informatie moet afleiden uit de glimpen die je links en rechts in de rand van het beeld opvangt, waardoor je verbeelding in gang schiet. En zoals we allemaal weten, kan een film nooit evenaren wat je zelf voor je geestesoog ziet. Om doodstil van te worden.
>>KLAP
Hongaars Holocaustdrama dat de kijker dwingt om mee te lopen in de schoenen van het geplaagde hoofdpersonage. De winnaar van de Grote Prijs van de Jury op het festival van Cannes vertaalt de intieme/wurgende esthetiek van Le fils naar een onmenselijke context: Auschwitz.
Regie László Nemes
Cast Géza Röhrig, Levente Molnár, Urs Rechn
Speelduur 1u47
Vanaf 28 oktober in de bioscoop