24.08.2015
“De dualiteit van de twee hoofdpersonages zit in iedereen”
Zelfs als u zich nog niet naar de bioscoop hebt gerept om Paradise Trips te bekijken, bent u vertrouwd met het werk van regisseur Raf Reyntjens. Of heeft u niets te maken met de 278 miljoen YouTube-views voor de videoclip die hij voor Stromae-hit “Papaoutai” inblikte? “Je kan zo’n clip niet vergelijken met een langspeelfilm.”
Een generatieconflict tussen een norse vader en een vrijbuitende zoon dat tot ontploffing komt onder de zon van een Europees zomerfestival. Met dat filmidee liep Raf Reyntjens (39) al rond sinds 2006, maar pas sinds vorige week kan u gaan kijken naar het resultaat, de erg fijne tragikomedie Paradise Trips. Al heeft de regisseur het zichzelf ook niet gemakkelijk gemaakt. Want je moet al behoorlijk gek zijn om je eerste langspeler op een echt festival, tussen duizenden feestgangers te draaien.
Hoe ging dat in zijn werk?
RAF REYNTJENS: “We hadden best wel wat problemen voorzien, maar het is al bij al heel goed meegevallen. Het idee was eerst om zelf een festival te organiseren, in Spanje. Maar dat bleek al snel veel te duur, dus hebben we besloten om er eentje te zoeken en daar live te draaien tussen de massa. De ideale opzet, maar daar komt natuurlijk wel wat bij kijken. Zien alle mensen die daar aanwezig zijn het zitten om gefilmd te worden? Kunnen we de organisatie overhalen? Daar is heel wat lobbywerk bij komen kijken. Met de mensen van het Lost Theory-festival in Kroatië klikte het, omdat de organisatie Belgisch is. We hebben dan een hele bus vol mensen meegenomen, om in de onmiddellijke nabijheid van de hoofdacteurs te figureren. Zo moesten we niemand filmen zonder toestemming.”
Maar dan moet je nog wel altijd een hele filmploeg laten werken op een chaotische plaats waar iedereen voortdurend uit de bol gaat.
“Logistiek was het inderdaad niet zo evident. Je kan moeilijk met een filmcrew op een festival aankomen en gewoon beginnen filmen. Twee weken voor het festival begon, zijn we al naar het terrein gegaan om onze sets te bouwen, en dan hebben we twee weken lang de dialoogscènes en close shoots gefilmd. Eenmaal het festival van start ging, is er nog vijfduizend man bijgekomen en was onze set niet meer te onderscheiden van het festivalterrein. Zo hebben we de laatste scènes gefilmd. Gelukkig kon de filmploeg zich geweldig mengen in die festivalsfeer.”
Je maakt al sinds 1999 reclamespots, videoclips en later ook kortfilms. Hoe komt het dat een langspeelfilm zo lang op zich heeft laten wachten?
“Het was een idee waar ik al heel lang mee rondliep. Maar toen ik van de filmschool kwam, was ik niet direct klaar om zo’n film te maken. Ik kreeg niet meteen een goed scenario voorgeschoteld, en ik was dan wel regisseur, maar nog lang geen scenarist. In 2006 heb ik de eerste keer Paradise Trips ingediend bij het Vlaams Audiovisueel Fonds, maar het scenario stond toen nog niet genoeg op punt om er ook steun voor te krijgen. Na mijn tweede kortfilm, Tunnelrat, heb ik een dossier ingediend bij een writer’s lab in Amsterdam. Daar heb ik het scenario helemaal uitgewerkt en is de bal aan het rollen gegaan. Al heeft het nog wel even geduurd om de volledige financiering rond te krijgen.”
Ben je zo’n project nog niet beu, als je er bijna tien jaar mee rondloopt?
“Het is raar om zo lang te wachten vooraleer je je film kan opnemen. Op de duur lijkt je verhaal niet fris meer. Zeker als je film te duur blijkt. We hadden budget voor 26 draaidagen, maar we hadden er aanvankelijk zeker 32 nodig. Dus heb ik toen beslist om het scenario nog te herschrijven, en volledig te focussen op de relatie tussen vader, zoon en kleinzoon. Dat heeft me een nieuwe boost gegeven. Door een rock-‘n-roll-filmstijl op een festival in Kroatië toe te passen, heeft de film een nieuwe dosis energie gekregen. En dat voel je wel, denk ik.”
Het is een persoonlijk project. In welke mate zitten je eigen ervaringen in het scenario?
“Het conflict tussen vader en zoon is een conflict dat iederéén wel eens meemaakt in zijn leven. Alleen is het in Paradise Trips wel wat uitvergroot. Mario staat voor alle wetten en regels die de maatschappij je oplegt, Jimmy staat voor vrij willen zijn en je goesting willen doen. Dat zijn twee krachten die in elke mens aanwezig zijn, en op een bepaalde manier botsen. We leven in een wereld waarin alles zó in regeltjes wordt gegoten, dat meteen ook de drang ontstaat om daaraan te ontsnappen. De festivalcultuur gaat eigenlijk daarover: even alle regels vergeten. Dat botst met de dagelijkse werkelijkheid, net zoals vader en zoon botsen in de film.”
Is die botsing ook in je eigen leven voorgekomen?
“Als je begint te puberen, zet je je automatisch af tegen de regels die de school en je ouders je opleggen. Je bent op zoek naar jezelf, en je wilt je eigen wetten bepalen. Maar tegelijk kan je ook nooit helemaal ontsnappen aan de realiteit. In die zin is het wel persoonlijk, maar autobiografisch is het niet. Mijn vader heeft me nooit verbannen (lacht).”
Is het tijdens je puberteit dat je besloten hebt om films te gaan maken?
“Misschien wel. Tijdens mijn middelbare schooltijd wist ik helemaal niet wat ik later wilde doen. En het schoolsysteem was iets dat me opgelegd werd: heel veel van de materie die me daar werd ingelepeld, heb ik selectief genegeerd (lacht). Maar er waren andere dingen die me wel erg interesseerden. Mijn leerkracht Engels liet ons heel veel films zien, en dat heeft me zeker wel geïnspireerd. Na onze studies moesten we gaan praten met iemand van leerlingenbegeleiding, die dan begon op te noemen wat je allemaal kon gaan doen na je schooltijd. Film was één van de dingen die ze noemde, en ik dacht meteen: “Wow, kan je daarvoor studeren?” Ik wist onmiddellijk wat ik wilde doen. Al wist ik toen nog niet dat je daar zo hard voor moest werken.”
Je behoort meer tot de generatie van Jimmy dan die van Mario, maar een eenzijdig verhaal is Paradise Trips niet geworden.
“Het is nooit de bedoeling geweest om een standpunt in te nemen. Ik probeer begrip op te brengen voor beide personages. Mario is iemand die zijn hele leven gewerkt heeft en weldra op pensioen gaat. Dat herken ik wel in de wereld rond mij: de idee dat je hard moet werken om dan van je pensioen te kunnen genieten. Maar ik begrijp ook heel goed wat Jimmy vindt: dat je in het nu moet leven, en nu moet genieten. Al is films maken natuurlijk ook niet een en al dolle pret. Er komt veel hard werken bij kijken. In die zin zit de dualiteit van die twee personages ook wel een beetje in mij. En in iedereen.”
Herkent je vader zich in Mario Dockers?
“Ik denk het niet. Al is hij wel kaal (lacht). Maar mijn vader was architect, als zelfstandige. Hij heeft altijd thuis gewerkt en maakte veel tijd voor zijn kinderen. We zijn veel op reis geweest, en hij maakte ook veel tijd voor bezigheden buiten het werk. Dus hij heeft niet het gevoel dat hij tijdens zijn werk jaren verloren heeft. Natuurlijk zal hij wel bepaalde dingen uit de relatie tussen vader en zoon herkennen, maar hij zal zeker niet de enige zijn.”
Even iets anders: als je videoclips maakt die door meer dan 250 miljoen mensen bekeken worden, hoe is het dan om een film te maken voor een kleine landje als België?
“Voor mij staat dat erg los van elkaar. Op het moment dat zo’n clip 100 of 200 miljoen views bereikt, doet dat wel iets met je, natuurlijk. Maar je kan dat niet vergelijken met een langspeelfilm.”
Mik je ook met je film op het buitenland?
“Ik zeg niet dat Paradise Trips de wereld gaat veroveren, maar ik denk wél dat er wereldwijd een publiek is voor de film. Omdat het thema van een generatieconflict iets universeels is – het is geen typisch Vlaams fenomeen. En festivals zijn over heel Europa te vinden, maar evengoed in Zuid-Amerika of Japan. Dus het zou fijn zijn als de film zijn weg vindt naar een groter publiek.”
Zie je jezelf ooit naar het buitenland verkassen?
“Mijn volgende film, die nog in de ontwikkelingsfase zit, ga ik alleszins ook in Vlaanderen maken, en ook weer met een eigen scenario. Maar ik wil ook heel graag eens iemand anders zijn scenario verfilmen. Dus als die mogelijkheid zich voordoet – in binnen- of buitenland – zal ik het zeker niet nalaten om dat scenario te lezen. Zo lang ik maar verhalen kan vertellen waar ik een persoonlijke toets aan kan toevoegen.”
Je hebt al wel succes gehad in de VS: niet alleen met “Papaoutai”, maar ook met je kortfilms. Tunnelrat heeft in het MoMA in New York gespeeld, en Message from Outer Space heeft zelfs een Amerikaanse remake gekregen.
“Twee gasten hebben er inderdaad een remake van gemaakt, en ze hebben dat meer dan behoorlijk gedaan. Al is het origineel natuurlijk altijd beter (lacht). Die films hebben hun weg naar de andere kant van de oceaan al gevonden, maar ikzelf nog niet. Voorlopig zal ik nog altijd mijn eigen vlucht moeten betalen, denk ik.”